Het huis van de heksen

 

En dan komt nu de rondleiding,’ kondigde Rechts aan.

‘Kijk.’ De heksen namen Pietertje mee naar het rechter hok. ‘In dit hok zitten een prinsje en een prinsesje, die een aparte vorm van dyslexie hebben. Ze schrijven alles achterstevoren. Zelfs hun eigen naam kunnen ze nog altijd niet goed schrijven. En weet je wat helemaal knap is?’

Ze wachtten het Nou? van Pietertje niet af. ‘Ze kunnen ook achterstevoren praten, zo snel, dat wij er zelfs niets van snappen.

‘.tiure liw kI,’ hoorde Pietertje het prinsesje zeggen.

‘.koo kI.’

‘.reih mots si teH.’

‘.mots leeh aJ.’

‘Stop daarmee!’ schreeuwden de heksen. ‘In onze hut praat iedereen gewoon.’

‘Mogen we er dan uit? Alsjullieblieft!’

‘Als jullie je naam goed hebben geschreven, mag dat: een uurtje. En als jullie morgen nog een paar woorden goed schrijven, wat langer.’

‘Laat eens zien wat je hebt opgeschreven,’ zei Links. ‘Prins Joop was het toch?’

Prins Joop knikte. ‘Ja mevrouw. Hier is mijn briefje.’

Na een vluchtige blik hield Links het blaadje voor zijn neus. ‘Wat staat daar, Joop?’

‘Daar staat Joop, mevrouw.’

‘Nee, Joop. Op dit briefje staat P-o-o-j, Joop. Daar staat POOJ en dat is een omgekeerde JOOP. Jammer, Jee-Oo-Oo-Pee... JOOP. Je blijft lekker in je hok.’

Prins Joop haalde zijn schouders op en ging demonstratief met zijn rug naar de heksen toe zitten.

De heksen stonden al bij het prinsesje. ‘En jij, mag ik jouw briefje even zien?’

‘Alstublieft.’

‘Meisje-meisje-meisje toch, jij schrijft je naam ook nog altijd achterstevoren.’

‘Nietes.’

‘Welles.’

‘Nietes.’

Rechts keek de prinses boos aan; Links schreeuwde haar toe: ‘Ik doe niet mee met dat stomme spelletje van jou. Hier staat duidelijk A-N-N-A. En dat is van achteren naar voren.’

‘Maar…’

‘Niks maar. Gegroet prinses ANNA. Ga nog maar een poosje oefenen.’

‘!fjiw toR !nevjiw toR,’ schreeuwde prinses Anna de heksen na, die al met Pietertje naar het andere hok waren gelopen.

 

En dit is het hok met twee veel te drukke prinsesjes. Zij hebben adhd.

Het spelletje dat de prinsesjes speelden, liep op dat moment volledig uit de hand. Het grootste meisje had de ander bij ‘poef’ hard in haar buik geprikt, wat de ander niet leuk vond.

‘Jij speelt altijd gemeen.’

‘En jij niet zeker.’

‘Je bent een lelijke rotmeid.’

‘Zeur niet zo. Wat ben jij zielig zeg, het was helemaal niet zo hard.’

‘Zal ik jou dan eens helemaal-niet-zo-hard in je buik stompen?’

De kleinste prinses was op haar hokgenootje toegestapt, die een stap naar achteren deed. Daardoor raakte het hok uit balans en kantelde het naar achteren. De prinsesjes vielen, en dat was voor allebei weer een goede reden om elkaar daar weer voor uit te schelden.

‘Ik hoef daar denk ik niets meer aan toe te voegen, toch?‘

‘Toch?’ herhaalde Links, maar een antwoord kregen ze niet.

 

 

‘O, wat suf van me. Je kunt natuurlijk niets zeggen en door die twee druktemakers kon ik je denken niet verstaan.’

Ze bukte zich voorover. ‘Die pleister mag er nu wel af.’ 

‘Maar ik heb helemaal geen dys… dys… dys…’ riep prins Pietertje boos. ‘Ik weet niet hoe dat heet en ik heb ook geen adhd. Ik ben niet druk.’

‘NEE! Dat klopt. Jij bent hier om een hele andere reden. Jij bent een ZEURprins en wij hebben voor jou een leuke verrassing.’

‘Krijg ik dan een smartphone?’ vroeg het prinsje hoopvol.

‘Nee!’ riep Rechts. ‘Jij krijgt… Doe je oogjes maar dicht. Goed zo. Heel goed. Ik loop met je mee tot hier. Nog niet kijken. Hou je ogen nog maar even dicht, want jij krijgt… ta-dáááá, oogjes open… je eigen hok.’

Met een ‘één-twee-drie’ werd prins Pietertje door de heksen opgepakt en door het deurtje van een klein hokje geduwd, dat aan één van de takken hing in het achterste gedeelte van hun boomhut.

‘Nou, is dat niet fijn?’

‘Ik wil naar mammie toe,’ schreeuwde prins Pietertje, terwijl de tranen over zijn wangen stroomden. 

 

Rechts keek Links aan. ‘Kom eens even met me mee, zus.’

‘Heb ik een andere keus? Ik zal wel moeten,’ antwoordde ze gevat.

Rechts deed alsof ze haar zus niet had gehoord en praatte verder. ‘We krijgen het druk, zus. Ik kreeg zojuist een bericht door van de vader en moeder van Pietertje. Ze maken zich zorgen over die Jan-Willem en Klaas-Hendrik, en vragen ons of we ze alsjeblieft in de gaten willen houden. We zullen er goed voor worden beloond.’

 

 

‘Nou, dan doen we dat toch. We zullen ze op afstand begeleiden.’